21

Hoe zijt gij ons ontvlucht,

gij kleene troostverschaffer;

de blijdschap van ons huis.

het licht van onze baan?

Hoe zijt gij ons geroofd:

wie, onbarmhertig, gaf er

uw ijdel wiegsken ons

te vinden ledig staan?

 

O God. gij zijt te goed

opdat men ‘t U zou wijten;

o Vader, duizendmaal

gezegend zij uw naam:

maar zendt ons sterkte toe

en. om de plicht te kwijten

der christ’ne droefheid, maakt

ons lijdend hert bekwaam!

 

G. Gezelle